BOEK WESTERBEEK

Het boek Westerbeek 1742 vertelt de geschiedenis van het VOC-schip de Westerbeek, de reizen naar Nederlands Oost-Indië en de tragische ondergang, de gevolgen voor de bemanning die de winter op de Faeröer eilanden moesten blijven en voor de bewoners die hun schaarse wintervoorraden moesten delen met 70 vreemde mannen. Ook nu nog heeft het verblijf van de bemanning, tijdens die winter, invloed op de samenstelling van de bevolking. Honderden Faeröers zijn van Nederlandse afkomst, nakomelingen van de bemanning van de Westerbeek. 

Van de familie van Sámal Bláhamar en Tóra Reynhamar, neef en nicht, staat officieel vast dat zij afstammen van een bemanningslid van de Westerbeek. Hun voorvader was Barend Schouten, een scheepstimmerman op de Westerbeek. Barend Schouten kreeg een relatie met Elsebeth Andersdatter en hieruit werd een dochter geboren, Sunneva Berntdatter. (= Barendsdochter). Barend Schouten wilde zijn vrouw en kind meenemen naar zijn vaderland, maar volgens de verhalen gaf haar vader daar geen toestemming voor. 

Sámal Bláhamar en Tóra Reynhamar zijn vanaf hun jeugd doordrongen geweest van hun Nederlandse roots. Hun grootvader sprak daar veel over. Zij waren benieuwd of er ook in Nederland nakomelingen waren van Barend Schouten en zij begonnen een zoektocht in het VOC-archief en in kerkelijke archieven in Zuid-Holland, maar zonder resultaat.

In 2014 tijdens een verblijf op de Faeröer eilanden ontmoette ik bij een excursie Sámal Blahamar als onze gids. Sámal vertelde meteen over zijn Nederlandse voorvader. Op de Faeröer zijn mensen erg geïnteresseerd in familierelaties. Wanneer twee mensen elkaar ontmoeten, is het eerste wat ze vragen uit welke plaats je komt. Vaak ontdekken ze dat ze op precies die plek een familielid hebben of zelfs dat ze familiebanden met elkaar hebben. 

Het verhaal van Sámal Bláhamar was zo interessant dat ik terug in Nederland na informatie bij het Nationaal Archief in Den Haag, in contact kwam met Yvonne Prins, onderzoekster bij het Centrum voor familiegeschiedenis (CBG). In het archief van Schiedam vond zij de doopinschrijving van Barend Schouten en de verdere familiegeschiedenis. Barend Schouten trouwde drie keer in Nederland. Uit zijn eerste huwelijk werden zes kinderen geboren, waarvan een kind – Catharina – voor nageslacht heeft gezorgd. 

Doopcertificaat Catharina Schouten 5 Juni 1745

Met deze afstammingsgegevens kwamen we in contact met Richard Volmer, een rechtstreekse nazaat van de Nederlandse tak van Barend Schouten. Richard Volmer reageerde enthousiast op de banden met de Faeröer eilanden en het contact tussen beiden families – de achtste generatie afstammeling van Barend Schouten – werd gelegd.  

Tijdens deze zoektocht kwam ik ook in contact met Tóra Reynhamer, een nicht van Sámal Blahamar en net als hij een rechtstreekse afstammeling van Barend Schouten. Ik vertelde Tóra dat ik graag meer wilde weten over de schipbreuk van de Westerbeek, de bemanning en de bewoners tijdens de overwintering op de eilanden.

Van Tóra kreeg ik het boek Westerbeek van Mathias Lassen dat in 2008 was uitgegeven, maar ik kon het niet lezen omdat het in het Faeröers was geschreven. Tóra begon een hoofdstuk in het Engels te vertalen en we dachten dat het wel een goede manier kon zijn om de tekst op die manier naar het Nederlands te vertalen. Zo ontstond ook het idee een Nederlands boek over de geschiedenis van de Westerbeek te maken. We werkten samen het geheel door, zij vertaalde een aantal bladzijden in het Engels en ik vertaalde het vervolgens in een eerste Nederlandse tekst. Niet alles uit het oorspronkelijke boek is gebruikt in dit Nederlandse verhaal. Sommige beschrijvingen waren niet interessant voor een Nederlands lezerspubliek. Ook zijn er teksten toegevoegd uit Nederlandse bronnen, o.a. uit het VOC-archief en het Nationaal Archief, Den Haag. Van het Scheepvaart Museum, Amsterdam kregen wij de Nederlandse versie van de ballade die twee schipbreukelingen in 1742 hebben gemaakt. Een geweldige aanvulling van het boek. 

Het was interessant om de uitgebreide correspondentie van de landvoogd met zijn Deense superieuren, zoveel eeuwen later, te kunnen lezen. Ook het maritiem rapport dat de kapitein van de Westerbeek na de schipbreuk heeft geschreven en dat in zijn geheel in het boek is opgenomen was indrukwekkend. En dan de detailafrekening aan de VOC voor de verblijfskosten van de bemanning, zes Styvers per persoon er dag voor onderdak, voedsel, wollen kleding, schoenen, tabak en alcohol. Dat we dat alles nu kunnen nalezen is te danken aan het gedegen onderzoekswerk van Mathias Lassen.

Martha Reijmers